Verbinding epilepsiezorg en onderwijs
Epilepsie en het schoolgaande kind
Alleen de best mogelijke zorg is goed genoeg
Onderwijs is een gouden randje van Kempenhaeghe. Dat vindt medisch hoofd kindzorg en neuroloog Mariette Debeij-van Hall, die de samenwerking met De Berkenschutse en ambulant begeleiders van het Landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie roemt. “Want elk kind heeft het recht om in een expertisecentrum gezien te worden”, vindt ze. Mariette bewondert de wijze waarop de schooldeskundigen de zorg van Kempenhaeghe ondersteunen. Vanuit het LWOE zijn verschillende medewerkers gedetacheerd naar Kempenhaeghe. Claudia van den Hoven, Ria Koerhuis en John van de Corput ondersteunen de zorg voor kinderen met psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA) en schoolgaande kinderen met epilepsie (ESK). Bij de transitiepoli voor 16-21-jarigen bieden Maarten Bakermans en Hans van Dijck soortgelijke ondersteuning, maar dan gericht op het vervolgonderwijs. Schoolontwikkeling Mariette: “De collega’s van De Berkenschutse inventariseren de schoolontwikkeling van het kind. Samen met de psychologische en epilepsiediagnostiek vormen dit de ingrediënten voor een totaalconclusie en een behandelplan. Op indicatie gaat een ambulant begeleider met de ouders en het kind naar de eigen school om daar de vertaalslag te maken van de medische problematiek naar de schoolaanpak. Dat kan een eenmalige gebeurtenis zijn of langdurige ondersteuning.” Omslachtig In 2021 werden in het kader van ESK- en PNEA-programma wekelijks ongeveer tien kinderen gezien in Kempenhaeghe. Wanneer kinderen langer opgenomen worden, bijvoorbeeld voor aanvullende diagnostiek en medicatie-instelling, gaan ze vaak ook naar De Berkenschutse voor schoolobservatie. Mariette zou graag een nog steviger verbinding zien tussen Kempenhaeghe en De Berkenschutse, onder meer op digitaal niveau. “Ons dossier is vanwege de privacywetgeving niet gekoppeld aan De Berkenschutse. Dat betekent dat, als er een protocol in het Kempenhaeghe dossier verandert, ouders dit zelf moeten doorgeven aan de verpleegkundige van De Berkenschutse. Dat maakt het omslachtig.” Wens Mariette vermoedt dat er ook kinderen met epilepsie op De Berkenschutse zitten die geen behandelaar in Kempenhaeghe hebben, maar elders in de regio. “Het zijn gescheiden werelden en dat zou ik graag anders zien. Mijn wens is dat we de zorg voor de kinderen verder intensiveren zodat we nog meer integrale zorg kunnen bieden. Gelukkig zitten we regelmatig bij elkaar met de onderwijskundigen om te kijken hoe we onze band verder kunnen uitbouwen en verstevigen. Want uiteindelijk gaat het erom dat we de beste mogelijke zorg aanbieden met alle aandacht voor het individuele kind.”
Epilepsie en het Schoolgaande Kind in de praktijk
Kempenhaeghe kent een speciaal zorgprogramma dat is gericht op kinderen met epilepsie in het basisonderwijs of middelbaar onderwijs. Om meer inzicht te krijgen in de aard van de epilepsie en de gevolgen ervan voor de ontwikkeling en specifiek het leren op school, zijn bij de diagnose meerdere professionals betrokken die vanuit hun eigen deskundigheid het kind zien. Claudia van den Hoven is als onderwijskundige betrokken bij het ESK-programma. Ze vertelt dat de kinderen die deelnemen tijdens een driedaagse opname volgens een vast programma worden onderzocht. Zo wordt een 24-uurs EEG-onderzoek gemaakt om de stand van zaken rondom de epilepsie te bekijken en om te zien of de diagnose en de ingezette behandeling nog steeds kloppen. In kaart Ook een neuropsychologisch onderzoek en een onderzoek naar het functioneren op school maken deel uit van het onderzoeksprogramma. “De medisch psychologische dienst kijkt dan specifiek naar de capaciteiten van het kind. Naar aandacht, concentratie, planning, overzicht en verwerkingssnelheid. We brengen zijn sterke kanten in kaart om te zien of wat het onderwijs vraagt van het kind overeenkomt met wat het in huis heeft. Ook kijken we aan de hand van neuropsychologisch onderzoek of de epilepsie invloed heeft op het functioneren.” Schoolvragenlijst Als onderwijskundige kijkt Claudia naar het functioneren van het kind op school. Dat gebeurt aan de hand van een nieuwe, digitale, door de school te beantwoorden schoolvragenlijst en een gesprek met de ouders. “Binnen ons ESK-team, dat bestaat uit vier onderwijskundigen, hebben we in 2021 de vragenlijst onder de loep gehouden en samen met een gedragswetenschapper een inhoudelijke slag gemaakt naar meer verdiepende vragen over bijvoorbeeld tempo, aandacht en geheugen.”
Beleid De bevindingen worden besproken in een multidisciplinair overleg met een neuroloog, psycholoog en onderwijskundige. Vanuit dit overleg wordt verder beleid bepaald ten aanzien van de epilepsie. Claudia: “Dat doen we ook richting school. Het kan zijn dat we in een uitslagbrief adviezen geven aan de school. Vervolgens doen de ouders zelf een overdracht naar de school. Het kan ook zo zijn dat de inzet van een ambulant onderwijskundig begeleider van het Landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie (LWOE) wordt geadviseerd. Zij kunnen een eenmalige vertaalslag van de onderzoeken, samen met ouders, naar de onderwijspraktijk maken. Als echter blijkt dat de hulpvraag niet op korte termijn oplosbaar is, vanwege de epilepsie, medicatie of een comorbiditeit, dan blijft het LWOE extra begeleiding of advisering bieden.” Extra begeleiding Kinderen, die binnen het ESK-programma worden gezien, kunnen onder behandeling zijn van een neuroloog binnen Kempenhaeghe maar kunnen ook zijn doorverwezen vanuit andere ziekenhuizen. Meestal speelt er een gecombineerde hulpvraag op het gebied van de epilepsie, capaciteiten en de leerontwikkeling. Afhankelijk van de uitslag van de onderzoeken wordt verder gekeken wat nodig is. Het beleid is erop gericht om kinderen terug te verwijzen naar de hoofdbehandelaar. “Het kan zijn dat kinderen na een jaar worden teruggezien binnen het ESK-programma om de ontwikkeling goed te kunnen blijven volgen”, vertelt Claudia. “Maar als blijkt dat het probleem niet op korte termijn oplosbaar is, vanwege de epilepsie, medicatie of een comorbiditeit, dan blijft het LWOE extra begeleiding of advisering bieden.” In het schooljaar 2020/2021 zijn er in totaal 278 kinderen en jongeren gezien binnen het ESK-programma. Claudia: “Vanwege corona waren dat minder kinderen dan in voorgaande jaren. Bovendien had het ook invloed op onze manier van werken. We hebben vaker moeten volstaan met telefonische gesprekken en videoconsulten. En het driedaagse programma hebben we ingekort tot een onderzoek van twee dagen. Maar corona heeft wel een aanzet gegeven tot nieuwe ontwikkelingen en een recent gestarte pilot voor een ESK-light programma.”
Jop is superblij met Claudia
Hij is een stoere vent van 12. Jop van de Plas zit in groep acht en heeft epilepsie. Hij vindt het niet zo erg, want hij heeft het al vanaf zijn derde en weet eigenlijk niet beter. Hij is superblij met ambulant begeleider Claudia van den Hoven van het LWOE, die hij al kent vanaf zijn vijfde. Ook Jop’s moeder Esther is blij met de begeleiding van Claudia. “Claudia heeft meegeholpen, geobserveerd in de klas, de leerkrachten wegwijs gemaakt over hoe om te gaan met epilepsie, ze uit te leggen hoe een aanval in zijn werk gaat.” En Jop herinnert zich vooral die keer dat hij samen met Claudia een spreekbeurt heeft gehouden in groep vijf/zes. “Ik had een keer een aanval toen ik bij een vriendje aan het spelen was. Later werd ik uitgelachen in de klas omdat ik epilepsie had. De andere kinderen wisten niet goed hoe ze daar mee om moesten gaan, en dat hebben we toen samen uitgelegd.” Claudia ondersteunde Jop en zijn familie ook bij andere hulpvragen vanuit de school en bij een poging over te stappen op een ketogeen dieet. En ook nu Jop naar het voortgezet onderwijs gaat, is ze wederom betrokken. Beetje saai Jop zit in het ESK (Epilepsie en het Schoolgaande Kind) programma van Kempenhaeghe. Daarvoor moest hij voor onderzoek naar Heeze. “Je krijgt een eigen kamer en soms krijg je van die dingen op je hoofd waarmee ze metingen doen. Ook zijn er andere onderzoeken en moet je testen doen. Door corona hoefde ik maar twee dagen daar te zijn in plaats van drie dagen. En ik moest met mama op mijn kamer blijven.” Waren de testen moeilijk? “Nee, maar niet leuk en wel een beetje saai.” En wat vindt Jop het lastigste aan zijn epilepsie? “Mijn medicijnen – drie witte en twee rode pillen in de ochtend en twee witte en twee rode in de avond – vergeet ik wel eens in te nemen. Ze liggen elke dag voor me klaar, maar soms zie ik ze gewoon niet.”
Geïntegreerde kindzorg ook buiten Kempenhaeghe erkend
Marjon Milatz en Sara